Welkom op de gezamenlijke site van een viertal organisaties die zich sterk maken voor behoud en vergroening van het Utrechtse Singelgebied.
Door met de computermuis te drukken op een van de menuknoppen bovenaan de pagina of op een van de foto’s hieronder, komt u in het websitedomein van de groepering van uw keuze.
Singelgebied
Met het singelgebied wordt hier bedoeld: de ruimte van de Utrechts singels rond de oude binnenstad, van gevelwand tot gevelwand, met daarin van binnen naar buiten achtereenvolgens (meestal) een straat, het parkgedeelte op de plek van de vroegere stadsmuur, het binnentalud, het water, het buitentalud en een straat. Concrete objecten in deze ruimte zijn onder meer de bastions, de bruggen en de bomen.
Het parkgedeelte op de plek van de vroegere stadsmuur dat tegenwoordig Zocherplantsoen wordt genoemd is dus een onderdeel van het singelgebied. De opdracht om dit park te ontwerpen en om leiding te geven aan de realisering ervan werd door het gemeentebestuur in 1829 gegeven aan de bekende (landschaps-)architect J.D. Zocher jr.
De lengte van het singelgebied bedraagt iets meer dan 5 kilometer, waarvan nu ruim 3 kilometer (circa 60%) uit de parkstructuur van Zocher bestaat.
De eerste jaren
Voor de realisering van het ontwerp, die in 1836 startte, was het op verschillende plaatsen noodzakelijk nog aanwezige delen van de stadsmuur te slopen. De sloopwerkzaamheden gingen vaak niet diep de bodem in waardoor men ook nu nog op tal van plaatsen enkele decimeters onder het maaiveld resten van de oude stadsmuur tegenkomt. Op enkele plaatsen werden delen van stadsmuren of stenen bolwerken in het ontwerp opgenomen.
De periode van ontwerp, sloop en aanleg van het Zocherplantsoen besloeg 35 jaar. Zocher slaagde erin de illusie te scheppen van een groots groen gebied waaraan geen einde aan leek te komen voor de wandelaar voor wie het park bedoeld was. In zijn aanlegperiode werd het park dan ook de “Wandelinge” genoemd.
In aanvang was het de bedoeling om een aantal villa’s in en langs het park te bouwen. Aan de Asch van Wijckskade, aan de noordelijke stadsbuitengracht is naar Zochers ontwerp in neoclassicistische stijl een aantal huizen gebouwd. Zocher tekende ook voor de inmiddels voormalige politiepost bij de Wittevrouwenbrug (het pand met zuilen en het uurwerk in een dakconsole) en het pand aan het einde van de Nobelstraat (formeel Lucasbolwerk 1), waarin al sinds mensenheugenis horecabedrijven elkaar opvolgden.
De twee gebouwen zijn bedoeld om op elkaar uit te kijken. Het is dan ook goed dat begin jaren ’10 van deze eeuw de halve laan is hersteld die de blik van het ene naar het andere gebouw moest sturen.
Eerste bedreiging: spoortracé
Kort na de voltooiing van ‘het Zocherplantsoen’ verscheen de eerste bedreiging van de parkstructuur. De Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij vroeg in 1869 een concessie aan om de spoorlijn van Hilversum naar Lunetten (een splitsing van de lijnen naar Arnhem en Den Bosch) over het Zocherplantsoen te laten lopen, vanaf de Blauwkapelseweg via Wolvenburg, Lucas Bolwerk, Hieronymusplantsoen en Lepelenburg). Dit vond een gewillig oor bij de bevoegde minister die vrijwel meteen de concessie daarvoor verleende, ”in het algemeen belang’.
B&W van Utrecht die het juist aangelegde Zocherplantsoen van te grote waarde achtte – ook voor de gezondheid van de Utrechters -, verzette zich hevig. De Utrechtse bevolking steunde B&W met protesten en handtekeningenacties. Ook Gezondheidscommissie, de directie van de gevangenis op het bolwerk Wolvenburg en de directie van het KNMI op het bolwerk Zonneburg verklaarden zich om uiteenlopende redenen tegen.
Uiteindelijk werd er een alternatief tracé gevonden, namelijk dat van de Oosterspoorbaan, waaraan nu het Spoorwegmuseum is gelegen, gehuisvest in het oude Maliebaanstation.
Stedenbouwkundige ontwikkelingen
In de tweede helft van de 19de alsook in de 20ste eeuw verstoorden ingrijpende stedenbouwkundige ontwikkelingen in en om de oude stad de gegroeide historische structuur. Het uitbreidingsproces ging steeds sneller, waardoor ook de functie van de oude stad veranderde (als centrum van de hele stad); cityvorming ging ten koste van de woonfunctie en veel binnenterreinen werden volgebouwd.
In deze periode hebben ver uiteenlopende visies op het Zocherplantsoen hun rol gespeeld. Anders dan in 1869 was het stadsbestuur meestal de aanjager van bedenkelijke plannen en concrete aantastingen van het Zocherplantsoen of het diende als spreekbuis van ondernemers die delen van het publiekspark claimden. Zo is er in de tweede helft van de 19de en in de 20e eeuw veel bebouwing langs het park gerealiseerd. In enkele gevallen werden er in het park zelf gebouwen neergezet: de politiepost Tolsteegbarrière (nu Louis Hartloopercentrum), de stadsschouwburg en het appartementengebouw Servaasbolwerk, welk laatste de plaats innam van een in de oorlogsjaren aldaar gebouwde bunker.
Naoorlogse bedreigingen
Medio jaren vijftig gaf het gemeentebestuur de opdracht om voorstellen te ontwikkelen voor een modernisering van het centrum van Utrecht, een centrum dat in belangrijke mate met kantoren gevuld zou moeten worden en waar een tweebaansweg dwars doorheen zou moeten lopen. De middeleeuwse structuur zou er desnoods voor kunnen sneuvelen.
Het is niet geheel gelopen als aanvankelijk gedacht, maar toch is de structuur van de oude stad met de bouw van Hoog-Catharijne flink aangetast, welke aantasting met het huidige UCP/Project Stationsgebied bekrachtigd wordt.
Een van de in gemeentelijke opdracht ontwikkelde plannen was dat van de Duitse verkeersdeskundige Feuchtinger. Dat plan voorzag in het oprollen van het Zocherplantsoen ten dienste van een verkeersverdeelring rond het centrum. De snelweg van niks naar nergens aan de westkant van het centrum (die nu plaatsmaakt voor een kanaalachtige nieuwe stadsbuitengracht) is het enige dat daarvan is gerealiseerd.
Door toedoen van een actiegroep onder aanvoering van de dichter Jan Engelman werd het dempings-/verkeersplan Feuchtinger niet verder gerealiseerd.
Cultuurminister Klompé gebruikte haar bevoegdheid om het Zocherplantsoen tot rijksmonument te verheffen, wat het gemeentebestuur en de onroerend goed wereld maar moeilijk konden verkroppen. Daarmee kreeg het Zocherplantsoen gedurende decennia de bescherming die het verdient. Nu de reikwijdte en de kracht van de Monumentenwet drastisch is beperkt staan nieuwe bedreigingen te wachten.
De actualiteit
Vooral na 1950 heeft het Singelplantsoen in traag maar gestaag tempo aan kwaliteit verloren. Het groenbeheer verminderde ingrijpend. Dat de groenwethouder eind 2016 bijna drie maanden op zoek was naar een voor het Zochergroen verantwoordelijk te maken ambtenaar is hiervoor symptomatisch. Ook de maatregelen ten behoeve van het toegenomen verkeer en (uiteindelijk gesneuvelde) plannen om in het Zocherplantsoen ondergrondse parkeergarages en een schouwburguitbreiding te bouwen, alsook de veelheid van evenementen in de groenstructuur hebben het beheer van het gebied op een laag pitje gezet.
Het Beheerplan (1988) voor het Zocherplantsoen streefde een parkherstel na in een drietal fasen, met een looptijd van 30 jaar. De eerste fase is niet volIedig uitgevoerd. Vervolgens verscheen er in 2003 een Beheervisie Singelplantsoen waarvan de maatregelen voor een belangrijk deel ook niet werden uitgevoerd, dan wel na enige tijd werden teruggedraaid. Nu, begin 2019, beleven we het weer opengraven van de laatste deel van de westelijke Stadsbuitengracht. Gaat dit een echte verbetering worden of wordt het het voortzetten van de kanaalachtige uitstraling van het al opengegraven stuk?
Lichtpuntjes zijn het feit dat de Tolsteegsingel en een deel van de Maliesingel met iets verbrede taluds wat autoluwer zijn gemaakt en dit nu wordt doorgetrokken tot de Kleine Singel. Tegelijkertijd echter is er een sterke toeneming van de waterrecreatie, van evenementen met een verwoestende inslag en zijn er ondernemersplannen om in het Zocherplantsoen op een aantal plaatsen duurzame horeca (ditmaal te verstaan als permanent) te bouwen, plannen die op een gunstig onthaal bij B&W kunnen rekenen.
In 2002 schreef het Ecologisch Adviesbureau Maes: “Het huidige park is nog steeds aan sterke verwaarlozing onderhevig. Een van de problemen is de achteruitgang van de cultuurhistorische kwaliteiten. De ruimtelijke eenheid en de verrassingseffecten die het park had, komen slecht uit de verf. Anderzijds is het vooral ook ondergronds milieu van het park dusdanig verslechterd dat de thans monumentaal uitgegroeide bomen niet die leeftijd halen die ze normaal gesproken zouden kunnen halen. En toch is het juist het schitterende bomenbestand dat een bezoek aan het park tot een bijzondere ervaring maakt.” [Singelplantsoen Utrecht. Utrecht, 2002, blz. 7.]
Het zijn deze kwaliteiten die de samenwerkende singelgroepen motiveren tot hun inzet.